Vertaling Bernadette Wildenburg en Jan Veenstra
De volwassenen zijn de kinderwereld helaas maar al te snel vergeten. De grenzen daarvan zijn in beweging en veranderlijk, en wat de kinderen van de getraumatiseerde en traumatische wereld van de volwassenen oppikken, analyseren ze onder een heel eigen licht, hard en onbestemd, net als het licht dat we het `uur van de wolf’ [de avondschemering] noemen. Dat licht stelt hen in staat alleen datgene te zien wat ze wíllen zien of waar ze aan toe zijn.
Kassandra is tussen de zes en tien jaar oud: ze is overmatig knap en overmatig intelligent en gevoelig, en haar ouders zijn overmatig verwend door het leven. Daarom geeft zij, met een heel eigen, persoonlijke alchemie, een nieuwe vorm aan liefde en sex, aan dood en leven, aan menselijke dominantie en tederheid en tegelijk ontbinding en aan alle perversies van het leven — een vorm binnen haar eigen dimensies, om zo al die dingen te kunnen bevatten.
Kassandra lijkt onmenselijk en een fantaste, dwaas en poëtisch, teder en wreed: ze is een kind.
Margarita Karapanou (1946-2008) bracht haar kinder- en jeugdjaren afwisselend door in Athene en Parijs. Ze studeerde filosofie en film in Parijs en was werkzaam als kleuterleidster in Athene.
Kassandra en de wolf is haar eerste roman; na uitgaven in Amerika (1974), Zweden (1974) en Parijs (1975) verscheen de Griekse editie in 1976.
In 1985 verscheen haar tweede roman,De slaapwandelaar; de Franse uitgave uit 1987 werd bekroond als het beste buitenlandse boek van dat jaar (in 1992 verscheen een Nederlandse uitgave).
“”…Ik heb uw boek gelezen en ik wil u gelukwensen met de buitengewone kwaliteiten ervan. Ik denk dat niemand het onderwerp van de kinderleeftijd zo heeft behandeld als u en op een zo open en onverwachte manier heeft gesproken over de heimelijke hardheid, over dat onzichtbare mengsel van fantasie en werkelijkheid.
Ik moest denken aan Proust, Jerzy Kozinski en Lewis Carroll… Maar u heeft hier een waarheid weten te treffen die geen van die drie schrijvers getroffen heeft.
Ik kijk vol ongeduld uit naar uw volgende boek.”
(John Updike, in een brief aan de schrijfster)